dinsdag 25 november 2014

Motiveren: belangrijke inzichten

In het boek "Motivatie binnenstebuiten" (Nelis & Van Sark, 2014) is veel informatie te vinden over hoe motivatie werkt, hoe je een kind motiveert en tips en tricks omtrent motivatie. Er is ook een lijst in te vinden van tips voor oduers om hun kinderen te helpen met ontdekken wat hen nou precies motiveert. Daarnaast hebben de makers van het boek ook belangrijke inzichten gehad omtrent motivatie. Die belangrijke inzichten zijn hieronder te vinden.

1. Jongeren hoeven niet alles altijd leuk te vinden. Er zijn dingen die nu eenmaal gewoon moeten. En wanneer je jong bent, is dit best veel. Lang niet iedereen is zelf in staat om in te zien waarom iets goed voor hen is of juist niet. De vraag: "waarom moet ik dat kunnen?" is er een van groot belang. Een kind kan dit zelf nog niet altijd begrijpen. Hoe beter een kind weet waarom hij/zij iets doet, hoe groter de taakwaarde en daarmee de motivatie wordt. 
2. Intrinsieke motivatie is niet het allerbelangrijkst. Volwassenen willen heel graag dat kinderen voor alles intrinsiek gemotiveerd zijn. Ze willen graag de intrinsieke motivatie van buitenaf aanwakkeren. Dit is echter eigenlijk onmogelijk. Je kunt iemand anders jouw mening ook niet opdringen. Dit is feitelijk hetzelfde. Het is de kunst om te accepteren dat mensen voor sommige dingen simpelweg niet intrinsiek gemotiveerd zijn en dit ook nooit echt zullen worden. Het is erg essentieel dat jongeren uit zichzelf (uit eigen beweging) enthousiasme en interesse ontwikkelen voor dingen.
3. Extrinsieke motivatie is niet verkeerd. Jongeren kunnen door extrinsieke doelen wel in beweging komen. Er is sprake van extrinsieke motivatie als de jongere voor werken beloond wordt. Het is niet verkeerd om hard te leren zodat er een goed cijfer voor een toets gehaald kan worden (extrinsiek). Het is vooral belangrijk dat het kind zelf ergens uit eigen wil en motivatie voor kiest, niet zozeer of hij/zij daar nou intrinsiek of extrinsiek voor gemotiveerd is. Meestal begint zo'n proces met geïnspireerd worden, dan gaat het langs de weg van de extrinsieke motivatie, mogelijk wel naar intrinsieke motivatie. Zo kan het plezier vinden in het leren vanzelf ontstaan.
4. Gemotiveerd raken vraagt wel inzet. Motivatie ontstaat alleen als je iets doet. Het is erg belangrijk om dit aan jongeren te vertellen. Het komt niet zomaar aanwaaien; je moet er zelf echt wel tijd en moeite in steken. Het is erg belangrijk dat een volwassene dit tegen een kind vertelt; kinderen hebben dit zelf soms niet in de gaten.
5. Geloof dat het met de meeste kinderen toch wel goed komt. Bij de meeste kinderen zitten de ouders wel eens met de handen in het haar hoe ze hun kind toch moeten motiveren, maar meestal komt dit wel goed. Wanneer kinderen ouder worden, lukt het ze vaak steeds beter om doelen te stellen en er moeite in te steken om deze ook te bereiken. Vertrouw erop dat het bij je eigen kind ook goed komt. Als je dit vertrouwen laat merken, bereik je vaak veel meer dan wanneer je wantrouwen laat blijken. Zeg niet te snel: "Dat kan hij niet" of "eerst zien, dan geloven". Daag kinderen uit om te laten zien wat ze kunnen. Vanuit een dergelijke positieve houding kun je erg veel motivatie aanboren.
6. De omgeving kan jongeren helpen om grip te krijgen op hun eigen motivatie. Het beste wat ouders kunnen doen om hun kind te helpen om er grip op te krijgen is zorgen dat alle randvoorwaarden in orde zijn: autonomie, relatie en competentie
7. Ieder kind is ergens voor gemotiveerd. Kinderen die wij "ongemotiveerd" noemen, zijn niet intrinsiek gemotiveerd voor de dingen die wij van ze vragen. Zoals ook al in de workshop benoemd is, is het belangrijk om te ontdekken waarvoor een kind wel gemotiveerd is. Misschien is dat wel muziek, sporten of gamen. Probeer een verband te maken tussen wat ze willen doen en wat ze moeten doen. Je kunt door interesse te tonen in dingen waarvoor een kind wel gemotiveerd is, een gesprek op gang krijgen over dingen die moeten. Informeel leren is sowieso de afgelopen jaren veel belangrijker geworden. Kinderen vinden hun eigen weg buiten school voor informeel leren: ze zoeken vaak zelf uit hoe ze iets kunnen leren, zoals bijvoorbeeld op internet. Er zijn steeds meer voorbeelden te vinden van succesvolle jongeren die hun doel bereiken buiten de gebaande paden. 



vrijdag 14 november 2014

Powerpointpresentatie van de workshops

Tijdens de workshopavonden van afgelopen week, vroegen enkele ouders mij om de powerpoint van deze avonden ook op de weblog te plaatsen. Vandaar dit bericht, mét de powerpointpresentatie. De presentatie is hier te vinden.

donderdag 6 november 2014

Hoe schrijf je je in voor een opleiding?

Voor havo/vwo-leerlingen is de aanmelding voor een opleiding vrij eenvoudig. Je meldt je aan via studielink voor een opleiding. Ook opleidingen met een selectie of loting moeten op deze manier aangemeld worden. Let wel op: er kan maar voor 1 lotingstudie ingeschreven worden, maar er kunnen wel meerdere voorkeurslocaties opgegeven worden. Aanmelden voor een opleiding kun je hier doen.

Voor vmbo-leerlingen is dit aanmelden iets ingewikkelder. Iedere vmbo-t-leerling vult een overdrachtsdossier in voor een opleiding via Intergrip. Hierin geeft de leerling ook aan welke opleiding hij/zij gaat volgen. Dit geldt echter alleen bij het Summa College ook meteen als inschrijving voor de opleiding. Bij alle andere opleidingen moet de leerling zich nog aanmelden voor de opleiding via de website van de opleiding zelf. Deze opleidingen maken ook wel gebruik van Intergrip, maar niet als aanmeldsysteem. Zij maken enkel gebruik van Intergrip voor het overdrachtsdossier van de leerling.

Hoe vraag je studiefinanciering aan?

Wanneer je je gaat aanmelden voor een opleiding, is het van belang om ervan op de hoogte te zijn of je recht hebt op studiefinanciering en wat de laatste ontwikkelingen zijn op dit gebied.

De regering is nu bezig om te beslissen over het voorstel om studiefinanciering om te zetten in een sociaal leenstelsel. De OV-kaart en de aanvullende beurs blijven gewoon. Ook blijft de studiefinanciering voor het MBO gewoon bestaan. De meest recente ontwikkelingen op dit gebied zijn hier te vinden.

Om te kijken hoe studiefinanciering precies werkt, kun je hier kijken. Hier kun je checken of (en hoeveel) studiefinanciering je kunt krijgen. 

Om daadwerkelijk studiefinanciering aan te vragen, heb je een DigiD nodig. Dit is het digitale paspoort om in te kunnen loggen bij overheidsinstanties. Een DigiD aanvragen kun je hier doen. U ontvangt dan uw DigiD activeringscode binnen 5 dagen per post. Veelgestelde vragen (en antwoorden daarop) over DigiD kunt u hier vinden.

Met je DigiD kun je dan eindelijk studiefinanciering aan gaan vragen. Let op: hiervoor heb je het verzamelinkomen van beide ouders nodig. Hier kun je studiefinanciering aanvragen.





Handige weblog studiekeuzekind.nl

Hermien Miltenburg heeft een weblog, met ouders als doelgroep, waarop zij zelf artikelen publiceert en waarop ook artikelen te vinden zijn die geschreven zijn door decanen, studenten en ouders. Deze weblog is hier te vinden.

Wat vraag je op een open dag?

Op een open dag of meeloopdag is het belangrijk om goede vragen te stellen. Anders bestaat de kans dat je vooral wordt overdonderd door de grote hoeveelheid informatie en indrukken die je daar over je heen krijgt. Denk dus van tevoren na over wat je precies te weten wilt komen. Een handige tool daarbij is een lijstje met vragen wat in samenwerking met de decaan van het Heerbeeck College en met www.studiekeuze123.nl is opgesteld. Dit lijstje kun je hieronder vinden.



Voorbeeldvragen die je op een open dag/meeloopdag kunt stellen

Ø      Wat houdt de opleiding precies in?

Ø      Wat is het verschil tussen de opleiding op deze onderwijsinstelling en de opleiding op andere locaties? Waarin onderscheidt deze opleiding zich van andere scholen?

Ø      Waarom heb jij gekozen voor deze opleiding?

Ø      Wanneer pas je echt bij deze opleiding?

Ø      Hoe is jullie ervaring met uitval van studenten? En wat is dan vaak de reden van uitval?

Ø      Wat zijn de toelatingseisen om te kunnen starten aan deze opleiding?

Ø      Wat voor vakken krijg je? Of welke vakken zijn erg belangrijk tijdens deze opleiding?

Ø      Moet je veel in groepjes werken of juist meer individueel?

Ø      Wanneer ik niet voldoende studiepunten haal (in het eerste jaar), welke consequenties heeft dat dan voor mij?

Ø      Op wat voor soort werkplekken/stageplekken kun je terecht komen met deze opleiding?

Ø      Hoeveel contacturen heb je per week?

Ø      Zijn er bepaalde vakken die iedereen moeilijk vindt? Heb je tips om dit vak toch te halen?

Ø      Hoe worden de kennis en/of vaardigheden getoetst?

Ø      Is er een introductiekamp? Zo ja: wat houdt het introductiekamp in?

Wat kunt u doen in fase 3 (verdiepen)?

Om een idee te krijgen wat u als ouder kunt doen in de verdiepingsfase van het studiekeuzeproces, kunt u hier 10 handige tips vinden voor ouders (Miltenburg, z.j.). Deze tips geven u een goede indicatie van wat u het beste kunt doen in deze fase.

Wanneer zijn de open dagen en meeloopdagen?

Als u wilt weten wanneer alle open dagen plaatsvinden, kunt u dit niet voor alle niveau's tegelijk zien. Hier vindt u de website waarop alle open dagen te vinden zijn voor HBO- en WO-instellingen en hier vindt u de website waarop alle open dagen te vinden zijn voor MBO-instellingen. 

Meeloopdagen staan niet centraal op 1 website gesorteerd, omdat deze per opleiding verschillend zijn. Ook iedere opleiding gaat hier verschillend mee om. Sommige opleidingen kiezen ervoor om centraal 1 (of meer) dag(en) te organiseren waarop alle leerlingen tegelijk kunnen meelopen of proefstuderen, terwijl andere opleidingen ervoor kiezen om iedere leerling individueel aan een student te koppelen en hen samen te laten beslissen wanneer de leerling een dagje mee kan lopen. Er bestaan ook nog allerlei varianten tussen deze twee genoemde uitersten in. Dit is de reden dat meeloopdagen niet centraal op 1 website vermeld staan. Dus als uw kind een dagje mee wil lopen, kunt u vinden hoe en wanneer op de website van de opleiding zelf. Mocht u liever telefonisch contact opnemen met de opleiding hierover, dan kan dit meestal ook.



Ouders en studiekiezers aan het woord

Soms is het waardevoller om behalve alleen tekst ook een filmpje te zien en dan wel van ouders en leerlingen die moeten kiezen of al hebben gekozen. 

Dit is een zeer waardevol filmpje om even 3 minuten in te steken. Het is een filmpje gemaakt door Hermien Miltenburg, van de Universiteit van Wageningen. Zij heeft ouders en leerlingen geïnterviewd over hun visie op hoe ouders hun kinderen zouden moeten begeleiden. Het filmpje is te vinden op de webpagina waar u op terecht komt als u op deze link klikt.

maandag 3 november 2014

Studiekeuzetests

Er staan op het internet heel erg veel studiekeuzetests. De enige test die gratis en betrouwbaar is, die op het internet staat, is die van Icares: https://www.icares.com/signup.html. Verder kunt u het beste maar een paar euro betalen voor een studiekeuzetest óf uw kind er een laten invullen op school bij het decanaat. Dan weet u in ieder geval dat u een betrouwbare test te pakken hebt.

Waar haal ik mijn informatie vandaan?

Als u graag wegwijs wilt worden in de grote wirwar van internetsites die iets vertellen over studies, maar u niet zo goed weet waar u moet zoeken, heb ik hieronder een mooi lijstje voor u samengesteld. Daar vindt u per niveau de handigste sites en boekjes.

havo/vwo:
  • https://www.studiekeuze123.nl/ 
  • https://www.startstuderen.nl/
  • http://www.kiesjestudie.nl/

vmbo:
  • http://www.tkmst.nl/werken/alle#occupation
  • http://www.beroepeninbeeld.nl
  • http://www.bekijkjetoekomstnu.nl/beroepen/mbo

Algemeen:
  • http://studiekeuzevoorouders.wordpress.com/doe-opdrachten/oktober/
  • http://www.lob-vo.nl/de-kwaliteit-van-ouderbetrokkenheid

Het moment kiezen om een gesprek te voeren

Het is niet altijd eenvoudig om te bepalen wanneer je nou het gesprek aangaat met uw kind over zijn/haar studiekeuze. Hoe bepaalt u nou wanneer u erover moet beginnen?

Ervoor gaan zitten werkt niet altijd even goed
Wat niet altijd werkt, is een moment plannen om erover te praten en er speciaal voor gaan zitten met een kopje thee. Tenzij uw kind hier zelf om vraagt, is dit niet altijd het beste idee. Wanneer uw kind niet zo goed weet wat hij/zij wil maar het ook lastig vindt om erover te praten, kunt u hier het beste tussendoor eens over praten. Start het gesprek dan met een open vraag (zie het bericht: manieren van vragen). 

Maar welk moment dan wel?
De beste gesprekken vinden vaak plaats tijdens het eten, tijdens de afwas of tijdens een wandeling. Zorg dat u dus op deze momenten een open vraag stelt. Wat de kracht is van ondertussen iets doen is dat niet de volledige aandacht ligt bij het gesprek, maar dat de ander wel geprikkeld wordt om erover na te denken. Dit levert vaak het meest op. (Miltenburg, z.j.)

Bronvermelding:
Miltenburg, H. (z.j.) Ouders als studiekeuzecoach. Geraadpleegd op 06-11-2014, via http://www.wageningenur.nl/nl/Onderwijs-Opleidingen/Decanen-en-Mentoren/Ouders-als-studiekeuzecoach.htm 

Do's & don'ts

In het proces van de studiekeuze zijn er bepaalde dingen die je beter wel kunt zeggen of doen en er zijn ook dingen die je beter niet kunt zeggen of doen. Daarom hieronder een lijst van do's en don'ts. Als u uitleg wilt over bepaalde do's of don'ts, kunt u reageren op dit bericht. Dan zal er uitleg worden gegeven.


Do’s
Don’ts
Neem afstand van je eigen idealen.
Stel vooral vragen die beginnen met “waarom”.
Probeer je eigen verwachtingen aan de kant te zetten.
Houd je altijd aan het advies van vakdocenten. Zij hebben wel kennis van zake.
Laat je kind vertellen wat hij/zij leuk vindt.
Raad je kind aan om het toerisme in te gaan als hij/zij dit wil. Ook als juist de talen de vakken zijn waar onvoldoendes zitten of hij/zij dyslectisch is.
Laat je kind vertellen over wat hij wil.
Probeer te voorkomen dat je kind fouten maakt.
Stel vooral vragen die beginnen met “hoe” of “wat”.
Probeer er af en toe wat druk op te zetten: anders zien ze het belang niet.
Wanneer je kind niet gemotiveerd is om erover te praten: stel dan de vraag “ik merk dat je er niet over wilt praten. Hoe komt dat?”
Ga uit van bereikbare doelen: een leerling op het vmbo zal nooit psycholoog worden.
Geef voorbeelden van eigen keuzes en eigen ervaringen.
Begin een gesprek bijvoorbeeld met: “ik weet wat jij moet gaan doen. Jij moet...”
Benoem dat het voor jullie allebei een lastig proces is.
Benadruk het belang van de gesprekken die jullie voeren.
Ga uit van wat je kind goed kan (maar ook van wat hij/zij interessant vindt).
Benoem dat het een belangrijke keuze is, die bepaalt wat je later allemaal niet meer kunt doen.
Ga met je kind uitzoeken wie hij/zij is en wat hij/zij kan en wil.
Voor een gesprek over zoiets als een studiekeuze moeten we tijd maken en er samen voor gaan zitten.
Begin een gesprek bijvoorbeeld met: “ik merk dat je enthousiast wordt van...”
Stimuleer je kind om koste wat kost wiskunde in zijn profiel te houden. Zonder wiskunde ben je nergens.

De do's en don'ts zijn een samenvoeging van onderzoeken van Oomen (2010), Klaassen, Vreugdenhil & Boonk (2011), Miltenburg (z.j.) en Meijers, Kuijpers en Winters (2010).




Bronvermelding:

Klaassen, C, Vreugdenhil, B., & Boonk, L. (2011). Ouders en de loopbaan oriëntatie van hun kinderen. Geraadpleegd op 06-11-2014, via http://www.wageningenur.nl/upload_mm/8/f/d/b9246964-70da-4607-8444-1bd9f8703d45_oudertips%202011.pdf

Meijers, F., Kuijpers, M., & Winters, A. (2010). Studie- en beroepskeuze: een rationeel proces? In: Handboek Effectief opleiden, 11.7-12. Den Haag: Elsevier Bedrijfsinformatie

Miltenburg, H. (z.j.). Tien tips voor ouders. Geraadpleegd op 06-11-2014, via http://www.wageningenur.nl/upload_mm/8/f/d/b9246964-70da-4607-8444-1bd9f8703d45_oudertips%202011.pdf 

Oomen, A. (2010). Ouders en de loopbaan van hun kind, onderzoeksrapportage. Geraadpleegd op 3-11-2014, via https://www.wageningenur.nl/upload_mm/a/e/d/cdf79026-c7cc-4d7c-a9ac-c358d163c45e_oudersendeloopbaanvanhunkind.pdf

Containerbegrippen

Containerbegrippen zijn woorden die uw kind kan gebruiken waaruit niet zoveel blijkt. Een term als ‘leuk’ of ‘vervelend’ wordt dus ook wel container genoemd. Er zit veel informatie in een dergelijk woord verpakt, maar dit moet nog uitgepakt worden. Je weet op een dergelijk moment vaak wel dat iemand ergens positief of negatief tegenover staat, maar verder weet je nog niets. Dit zijn woorden die perspectief bieden voor gesprek. Vraag hierin dan door. Vraag naar wat iemand dan leuk of vervelend vindt en hoe dit komt.


Er kunnen ook tegenstellingen zitten in zinnen in de vorm van containerbegrippen. Voorbeelden hiervan zijn ‘in principe’, ‘eigenlijk’, ‘soms’ en ‘over het algemeen’. Deze begrippen houden in dat iemand een soort slag om de arm houdt met betrekking tot wat hij/zij zegt. Je kunt als antwoord op een vraag hoe iets bevalt het volgende antwoord geven: ‘tja, wel leuk’. Er zit een positieve attitude in dit antwoord, maar de container zit hem hier niet alleen in het woord leuk. Blijkbaar is het niet alleen maar leuk, want iemand zegt ook ‘tja, wel’ ervoor. De kunst is om deze containerbegrippen te herkennen en erop door te vragen. (Donders, 2010)



Bronvermelding: Donders, W. (2010) Praktische gespreksvoering. Den Haag: Boom Lemma Uitgevers

Manieren van vragen

Als ouder kunt u in deze fase het beste gesprekken voeren met uw kind. Om deze gesprekken te kunnen voeren, is het wel handig als u op de hoogte bent van de basistheorie van gespreksvoering. Hieronder vindt u theorie over vragen. Er zal binnenkort nog meer theorie op deze blog verschijnen over gespreksvoering.

Een goede manier van informatie krijgen van uw kind is via het stellen van vragen. Er zijn volgens Donders (2010) verschillende manieren om een vraag te stellen, namelijk op de volgende manieren:
-          Doorvragen op een onderwerp waar je het op dat moment over hebt
Een vraag kan verder ingaan op het antwoord wat uw kind geeft. Dit betekent voor uw kind dat u geluisterd hebt en geïnteresseerd bent in de achtergrond van het antwoord wat hij/zij zojuist heeft gegeven. Uw kind voelt zich op dit moment serieus genomen. Voorbeeld: "Ok, je vond het best wel leuk. Wat vond je er dan leuk aan?"
-          Nieuwe vraag stellen
Een vraag kan ook een andere kant op gaan dat datgene waar het voor die tijd over ging. Wanneer u een paar keer hebt doorgevraagd en de indruk krijgt dat alles over dat onderwerp al verteld is, stelt u een nieuwe vraag. Voorbeeld: "Ok, je houdt dus niet zo van beroepen in de bouw. Wat lijkt je wel leuk?"
-          Een open vraag stellen
Een open vraag is een vraag waarbij u uw kind veel ruimte geeft om te antwoorden. U hebt grote kans op een uitgebreid antwoord. Dit zijn vaak vragen die beginnen met de woorden ‘hoe’, ‘wat’, ‘wie’, ‘wanneer’ en ‘waar’. Hiervan zijn vragen die beginnen met ‘hoe’ en ‘wat’ het meest effectief in het studiekeuzegesprek. Voorbeelden: "Hoe zie je dat beroep dan voor je?", "Hoe denk je dat een dag eruit ziet in dat werk?", "Wat lijkt je er dan leuk/niet leuk aan?" en "Wat vind je van de manier waarop ik een rol speel in jouw keuzeproces?"
-          Een gesloten vraag stellen
Een gesloten vraag is een vraag waarbij naar een zeer kort antwoord wordt gevraagd. Uw kind kan een dergelijke vraag vaak beantwoorden met maar één woord. Vragen zijn gesloten als:
o        de vraag een vraag is waarop met ja of nee geantwoord kan worden.
o        het een keuzevraag betreft met maar beperkte antwoordmogelijkheden (een of-of vraag)
o        de vraag er een is waarop maar één antwoord mogelijk is.
Een gesloten vraag zal dus meestal niet zorgen voor uitvoerige, diepgaande gesprekken. Daarvoor heeft u open vragen nodig. Voorbeelden van gesloten vragen: "Vind je die opleiding leuk?", "Heb je al nagedacht over verder kijken dan alleen deze opleiding?" 
-          Een suggestieve vraag stellen (een vraag met een waardeoordeel erin)
Een suggestieve vraag is er een waar een oordeel in zit. Uw kind zal dit ongetwijfeld oppikken en eerder reageren op het oordeel dan op de ware inhoud van de vraag. Zeker wanneer dit oordeel niet overeenkomt met hoe uw kind naar de situatie kijkt. Dit is dus iets wat u het beste zoveel mogelijk kunt vermijden. Voorbeelden: "Wat vind je daar toch leuk aan?" en "Hoe komt het dat je je daar nog steeds niet in verdiept hebt?"
-          Een vraag stellen die begint met ‘waarom’
Een vraag die begint met waarom bevat ook een waardeoordeel. Hierin voelt uw kind al snel aan (ook als dit niet zo is) dat u iets niet goed vindt. Vragen die beginnen met ‘waarom’ zijn dus ook vragen die u het beste niet kunt stellen als uw kind hier niet goed op reageert. Voorbeelden: "Waarom heb je je voor die opleiding ingeschreven?" en "Waarom ga je je daar niet in verdiepen?"
-          Een dubbele vraag stellen.
Wanneer je twee of meer vragen direct achter elkaar stelt, kan de vraag onduidelijker worden. Dit gebeurt vaak wanneer u een vraag stelt en u zichzelf bedenkt dat de formulering niet helemaal klopt. Dan hebt u misschien de neiging om de vraag nogmaals te stellen, maar daardoor wordt het alleen maar onduidelijk wat de vraag is. Stel daarom de vraag in één keer goed en vermijd dus dubbele vragen. Voorbeelden van dubbele vragen: "Heb je er al over nagedacht? Heb je al een mening gevormd erover?" en "Hoe komt het dat je er niet over wilt praten? Heb je misschien geen zin om erover te praten?"

Dus, wat moet ik dan wel en niet doen?
Do’s:
-          Doorvragen
-          Nieuwe vraag stellen
-          Open vraag stellen

Don’ts:
-          Gesloten vraag stellen
-          Suggestieve vraag stellen
-          Vraag stellen die begint met ‘waarom’
-          Dubbele vraag stellen 



Bronvermelding:
Donders, W. (2010) Praktische gespreksvoering. Den Haag: Boom Lemma

De 4 fasen

Fase 1: Oriënteren
In deze fase ben je vooral bezig met jezelf leren kennen. De fase gaat heel erg over wat je leuk vindt (interesses) en wat je kunt (vaardigheden). Het is namelijk belangrijk dat je een opleiding leuk vindt, maar ook dat je het aankunt. Je kunt wel een opleiding kiezen die je heel erg leuk vindt, maar als je er niet goed in bent, zul je de opleiding misschien niet halen. Ook kun je kiezen voor een opleiding in iets waar je alleen maar heel goed in bent, maar wat je niet zo leuk vindt, maar ook dat is de kans klein dat je de opleiding haalt. In deze fase ga je dus aan de slag met ontdekken van wat je leuk vindt en wat je kunt.

Fase 2: Verkennen
In de tweede fase ga je uitvinden welke opleidingen er allemaal zijn en welke opleidingen goed passen bij jouw interesses en vaardigheden. In deze fase krijg je vaak te maken met beroepen en opleidingen die je meteen enthousiast maken maar ook met beroepen en opleidingen die je direct al minder aanspreken. Dit enthousiaste of minder enthousiaste gevoel heeft te maken met wat er bij jou past. Luister hier dus goed naar.

Fase 3: Verdiepen
In de derde fase van het proces ga je je verdiepen in één of (meestal) meerdere opleidingen. Je kiest hieraan voorafgaand één of meerdere opleidingen uit waarin je je wilt gaan verdiepen en vervolgens ga je informatie zoeken op internet of in folders over deze opleidingen. Je gaat in deze fase ook praten met bijvoorbeeld studieadviseurs of studenten van de opleidingen of met iemand die het beroep beoefent. Je gaat in deze fase ook aan de slag met het bezoeken van open dagen en meeloopdagen.

Fase 4: Beslissen
De laatste fase is maar heel kort, namelijk het moment dat je beslist dat je een opleiding gaat volgen. Doordat je de vorige drie fases hebt doorlopen, zie je steeds duidelijker welke opleiding het moet gaan worden. Deze drie fases sluit je dus af met een erg korte laatste fase waarin je beslist welke opleiding het gaat worden. Het is niet altijd zo dat je na fase 3 in fase 4 terecht komt. Als je er in fase 3 achter komt dat je je verdiept hebt in opleidingen die het allemaal niet gaan worden, kan het zijn dat je een stap terug neemt naar fase 2 of opnieuw begint bij fase 1.




Bronvermelding:
TU/e (z.j.) Het studiekeuzeproces. Opgevraagd op 3-11-2014, via http://studiekeuze.tue.nl/content/het-studiekeuzeproces